Strakke deadlines – Hoofdstuk 2: Vriendschap in wording

Joyce had al vanaf haar geboorte geleerd om op anderen te vertrouwen. Een hand of arm was vaak nodig om haar de weg te wijzen. Telkens weer had ze ervaren dat haar gids bezorgder en zorgzamer was dan zijzelf. Toch was het met een bang hartje dat ze belde naar advocatenkantoor R19, gelegen in de Rechtenstraat te Maaistad. Het adres en de naam hadden niet toepasselijker kunnen zijn. Ze zou haar lot in de handen leggen van een volslagen onbekende en dat was eigenlijk best eng.

Pieter Remy was al de derde advocaat die ze raadpleegde. Zou hij haar willen of kunnen verdedigen? Zou hij haar als een bang kind beschouwen, zoals de artsen hadden gedaan? Zou hij ook vinden dat ze van een mug een olifant maakte? Zou hij haar voor gek verklaren zoals enkele specialisten hadden ‘willen’ doen? Of zou hij haar steunen zoals haar teamleider, die gedurende het hele proces als een vader was geweest? Hij had het goed gevonden dat een collega even met haar ging wandelen, zodat ze kon uithuilen, nadat ze tijdens de werkuren een brief van het ziekenhuis gekregen had. Haar vriend Jordi had door dik en dun bewezen dat hij aan haar kant stond, gewoon door te luisteren, gewoon door er te zijn. Gewoon door samen de leuke dingen te blijven doen die ze altijd deden. Gewoon door haar een knuffel te geven als het even moeilijk werd. Ook bij haar vrienden was ze nog steeds welkom, ook al lagen hun meningen misschien niet helemaal op één lijn en dat gaf de doorslag: als al die mensen haar steunden, waarom zou het rechtssysteem haar dan veroordelen?

Meester Remy had haar niet veroordeeld. Zijn schorre stem had iets breekbaars en straalde een natuurlijk gezag uit waar het haar aan onbrak. Hij stelde vragen en had naar haar geluisterd zonder haar ook maar één keer te onderbreken. Hij leek haar een vader die nooit eens boos werd. Een levensgenieter, zo zag hij er volgens Jordi op de foto’s althans uit. Zijn verlegen glimlach vertelde haar dat alles goed zou komen en het krassen van zijn pen die aantekeningen maakte, bewees dat hij haar ernstig nam. Ze had hem Pieter willen noemen, maar uit beleefdheid zei ze toch maar: ‘meester Remy’. Zij was de gevoelige, hij de meest zakelijke. Hij was wat ouder, wat wijzer, een man met ervaring die ze nodig had. Na een stilte die eeuwen leek te duren, vroeg ze hem wat hij ervan dacht:
               “Ik moet er niets van denken,” had hij geantwoord. “Ik ben hier om jou te verdedigen. Ik ben ik en jij bent jij en ik ervaar de dingen zoals ik die ervaar en jij ervaart de dingen zoals jij die ervaart.”
               Het was hij die haar had willen helpen, waar haar vrienden dat niet meer konden, want zij waren geen jurist. Het was hij die haar had aangemoedigd de strijd niet op te geven, ook al wogen de laatste loodjes het zwaarst. Het was zoals tijdens de laatste tien kilometer op weg naar Scherpenheuvel: je voeten staan vol blaren en toch ga je nog door. Hij was een harde werker die haar ook belde buiten de kantooruren, dat hadden ze beiden gemeen. Het was hij die haar had gerustgesteld toen ze enkele dagen was uitgevallen op haar werk. Het was hij die had gezegd:
               “Ik breng het wel in orde, neem een paar dagen vakantie en kom maar even tot rust.”
               Ze had een kruidentuintje aangelegd, haar vriezer opnieuw gevuld met ijsjes en op een ligstoel een dutje gedaan in de zon. Ze was met Jordi gaan kanoën op de Helder en was in slaap gevallen op het water, terwijl hij voor haar roeide en de rivier haar zorgen meenam. Ze zou terug met haar vader op vakantie gaan; hij kon het niet helpen dat de specialisten hem om de tuin hadden geleid. Ze had genoten van een etentje met haar collega’s, wetend dat ze het echt wel had verdiend, dat ze deel uitmaakte van de maatschappij en dat ze geen ‘ding’ was dat je zomaar weg kon gooien: geen reden voor abortus, geen mislukking, maar een volwaardig lid van het team. Een gezonde collega die niet ten prooi mocht vallen aan een of ander zinloos medisch experiment.

Samen met haar advocaat had ze wettekst na wettekst doorploegd. Er was geen juridisch precedent en dat was zowel leerrijk en interessant voor hem als voor haar. Ze voelde zich weer energiek en jong, weer een stagiair op de schoolbanken met een ervaren mentor van wie ze nog veel te leren had. Het deed haar deugd om nog eens hard aan iets te werken, samen, als een team.

Het was terug stil in haar hoofd. De nachtmerries waren opgehouden. Ze hoorde weer de vogels zingen en kon weer plezier maken met Jordi zoals voorheen. Ze vroeg zich af wie hij was: die stille kracht die haar verdedigde. Waren zijn kinderen gezond? Wat waren zijn hobby’s? Had hij zelf een handicap? Ging hij in pak en das naar kantoor of droeg hij een short en T-shirt zoals zij? Zulk een introvert persoon had ze nog maar zelden ontmoet. Het fascineerde haar dat hij alles van haar wist en zij niets van hem. Ze durfde niet al te veel vragen te stellen. Misschien had hij het al druk genoeg, vond hij dat ongepast of lag het allemaal veel te gevoelig, maar stiekem was ze toch benieuwd…