Lindy en het vlinderkruid

Lindy was een guitig kind
met twee staartjes, goed gezind.
Elke dag bracht ze bloemen mee,
maar haar moeder was nooit tevree.
“Het is stom,” zei ze, “wat een verspilling.
Een bloem is maar een lelijk ding.
Je moet het elke dag water geven
en dan nog blijft het niet leven.”
“Maar mam, ze ruiken toch zo lekker.”
“Lekker, lekker? Breng me een cracker.
Het is al erg genoeg dat ik op warme dagen
jouw stinkende zweetlucht moet verdragen.”
Lindy liep naar de keuken om de doos met crackers te halen.
“Ik eet geen droog brood,” zei haar moeder met klem.
“Hoeveel keer nog moet ik herhalen
dat ik geen gevangene ben?
Ik eet mijn crackers met jam.”
Lindy kwam met de jam terug
en haar moeder zei: “De boter en vlug!
Kan het niet sneller? Je bent zo traag
en ik maar wachten met een holle maag.”
Lindy rende zo hard als ze kon
naar haar moeder op het balkon.
“Hoe durf je ook nog de kaas te vergeten?
Je had toch moeten weten
dat ik mijn crackers niet zonder kaas wil eten?”
“Sorry, mam. Het was even uit mijn geheugen verdwenen.”
“Dat zal wel. Geen valse excuses. Je moet het echt menen.”
“Maar mam, ik meen het serieus.
Het spijt me, ik heb er spijt van, heus.”
“Je lijkt wel je pa, jij klein serpent.
Dat was net zo’n luie, vervelende vent.”
Lindy had haar vader graag gekend.
Hij kon gewoon niet vervelend zijn:
hij was haar pa, hij was geen zwijn.
Maar haar moeder wilde niet zeggen wie het was.
Ze had aanbidders en masse.
“Ga nu als de bliksem voor vlinderkruid
naar kruidenier Kaviaar en koop geen fruit.”
“Maar mam, fruit is toch gezond?”
“Doe wat ik zeg, brutale hond!”

Vlinderkruid was een magisch kruid.
Als je er veel van innam, zag je er piepjong uit.
Je zweefde van geluk,
je dag kon niet meer stuk.
Al je dromen werden waar.
Iedereen was aardig, niets te zwaar.
De wereld lachte, de mensen straalden
en niemand die zeurde, niemand die baalde.
De zon bleef schijnen, zelfs bij regen
en iedereen was voor en niemand was tegen.

“Vooruit,” zei moeder, “jij met je stomme kop,
treuzel niet zo lang en schiet een beetje op.”
“Maar mam, ik wil naar die auditie
voor jong talent bij studio Wouldbe.”
“Jij kan niet eens acteren.
Je zou beter wat meer studeren!
Voel jij je beter dan je moeder. Wat denk je wel?
Jij, kleine loeder. Haal dat vlinderkruid en snel.
Als ik mijn zorgen met jou niet kan vergeten,
pleeg ik zelfmoord en dat heb jij op je geweten.”
Kijk, jullie zijn vast geshockeerd,
maar Lindy was niet eens geëmotioneerd.
Ze had dit al zo vaak gehoord
en negeerde de opmerking onverstoord.
Tussen de vele kleren in moeders garderobekasten
zocht ze haar ene paar schoenen dat niet eens paste.
De stof was versleten tot op de draad
en in één van de zolen zat een gat.
“En koop geen snoep!” riep moeder haar nog na.
“Je wordt lelijk en dik van drop en chocola.
’t Is niet, omdat je niet eens kan dansen
dat je moet schrokken en schranzen.”

Ze zou naar die auditie gaan.
Ze wilde ook in alle bladen staan.
Ze zag zichzelf al met Brad Pitt op de set
of met DiCaprio in een hemels bed.
Maar eerst zou ze dat vlinderkruid halen
want dat zou haar geluk bepalen.

Kruidenier Kaviaar woonde in een donkere toren
waar hij alles goed kon zien en horen.
Hij zag haar al van ver en zei:
“Je lacht, je droomt toch niet van mij?”
Ze bloosde en zweeg, want hij zou aan haar moeder verklappen
dat ze niet – braaf als altijd – naar huis zou stappen.
“Vlinderkruid is gevaarlijk spul,” zei hij, “dat weet je.
Gebruik als kind hooguit maar een heel klein beetje.”
Lindy had altijd ‘nee’ gezegd.
Het spul smaakte verschrikkelijk slecht.
Maar nu kon ze een beetje geluk wel gebruiken.
Ze opende het doosje en wilde net even ruiken,
toen haar moeder opdook uit een steeg
en lachte: “Dacht je dat je een Oscar kreeg?
Spring maar, liefje, liefst heel ver,
dan word je snel de nieuwe ster.”
Ze gaf het arme kind een klap
en duwde het van een steile trap.
Als een voetbal stuiterde ze in het rond
tot ze stil bleef liggen op de grond.

Pas dagen later werd ze wakker in het hospitaal.
Een vrolijke stem las voor haar een verhaal.
“Wie bent u, meneer,” haar stem klonk schor.
“Ik ben je vader. Mijn naam is Cor.”
“Dus u bent mijn vader? Waar is mijn moeder dan?”
“Die wil niet voor je zorgen nu je niet meer lopen kan.
Ze moet haar vlinderkruid nu zelf gaan halen
en aan jou duizenden euro’s betalen.
Ze heeft haar lesje nu wel geleerd
want de pers is niet mild en geshockeerd.
De fans bekogelen haar met eieren en stenen
en ze is op tv uit elke film verdwenen.”

Vader en dochter reisden over land en over zee.
Ze speelden samen spelletjes en lachten voor twee.
Lindy at elke dag een groot stuk fruit
en gebruikte nooit meer vlinderkruid.
Ze hield van zang en deed aan wedstrijden mee
die ze won en ze ging vaak op tournee.
De mensen kregen kippenvel van hoe ze zong met gevoel
en hoe gracieus ze zich bewoog  in haar chique stoel.
Zo zie je maar weer, het leven met een handicap is fijn
zolang je maar ongestoord jezelf kan zijn,
want ieder mens heeft zijn talent
zolang het maar wordt erkend.