“Jij brengt hem naar school.”
We zijn nu al zeven jaar samen en niet meer aan ons proefstuk toe. Dit is al de derde poging voor vandaag en oefening baart kunst. Onze tuin ligt er mooi bij, veel te mooi om ons moe te maken. Ik snuif de geur op van verse munt en basilicum. De kruiden doen het beter dan ons kindje dat alleen rolt en niet eens lopen kan. Ik streel zijn tere huid, glad en koud. Hij was een ongelukje, een overschotje na een feest. Ik gooi hem naar mijn vriend en hij vangt hem op met een sierlijke zwaai.
“Hem naar school brengen?” Hij lacht. “Vergeet het maar. Dat heb ik gisteren al gedaan.”
“Dan doe je het vandaag nog eens.”
Bij de buren speelt muziek. Ze drinken wijn en merken niet wat wij met ons kindje doen.
De baby zeilt door de lucht van mijn vriend naar mij en omgekeerd. Hij is aangenaam stil en klotst als de zee. Het geluid maakt me blij. Ik voel me een toerist in eigen land en gooi. De baby ziet er lang en uitgerekt uit. Een minuutje geleden was hij nog mooi rond. De zon verwarmt onze bleke ruggen. Ik ben toe aan iets fris: een ijsje, een glaasje limoncello, een koude douche…
“Hij is weer stout geweest.” De baby landt in mijn armen. “Stop hem in bed.”
Met een doffe dreun ploft het kleine mormel op het gras. Hij is nog heel, jammer dan.
“Jij wilde toch kinderen.” Ik raap hem op en gooi hem terug. “Zorg er dan ook voor.”
De buren verstommen. Hun muziek houdt op met spelen en er wordt niet meer gepraat.
“Hij huilt.” Bang, daar komt de baby terug in mijn armen. “Troost hem maar.”
De buurvrouw pakt een ladder om over de omheining heen te kijken. Straks belt ze de politie nog. Ik lach in stilte. Ze zal haar ogen niet geloven als ze ziet waarmee wij spelen.
“Hij heeft kaka gedaan.” Ik gooi. “Jij moet hem verversen.”
Bang. De baby spat uiteen. Wat overblijft, is een plas water en een dun, gesprongen, rubberen vlies. Ik ben blij dat ons kindje weer het juiste moment heeft uitgekozen. Mijn vriend is nat.
“Ik denk dat wij toch nog niet klaar zijn voor kinderen,” lach ik.
Ik raap het gladde rubber op en gooi het in de vuilnisbak. Hij plant een zoen op mijn wang en geeft me een knuffel. Het water druppelt van zijn blote bovenlijf op mijn bikini.
“We hebben het toch goed met ons twee,” zegt hij.
Hij prikt de laatste ballon boven mijn hoofd kapot. Het verkoelende water omarmt me en ik voel me als herboren, terwijl de hete zomerzon mijn rug verbrandt. Hij smeert me in met zonnebrandolie en masseert me met handen zo zacht als een babyhuidje. Zijn vingers draaien in cirkels en weten de juiste plekjes te vinden. Bleef alles maar zo simpel.