Jan Meng: “Het luisterboek geeft smaak naar meer”

Jan Meng (geboren te Amsterdam op 16 maart 1946) werkte niet alleen als boekhandelaar bij Athenaeum en als radiopresentator bij de VPRO, N.P.S. en Radio Noord-Holland, maar ook als professionele verteller. Hij heeft talloze boeken ingesproken en op cd gezet voor het grote publiek. Deze variëren van fantasieverhalen en romans tot hoorspelen en wetenschappelijk werk. Of het nu gaat om werk van J.K. Rowling, J.R.R. Tolkien, Roald Dahl, Geert Mak, Paul Biegel, Hotze de Roos of Douwe Draaisma, alles vertolkt hij met een even grote rijkdom aan klankkleur en een breed scala aan stemnuances. Met zijn uitgekiende en levendige vertelstrategie maakt hij het luisterboek tot een waar kunstwerk voor jong en oud. In dit interview laten we hem zelf aan het woord.

 

Het luisterboek wordt nogal vaak ondergewaardeerd in het onderwijs en in de media. Hoe staat Jan Meng daartegenover? Is de jaarlijkse Week van het Luisterboek in Nederland wel een mooi initiatief? Wat denkt hij zelf over de Harry-Potter-boeken en over zijn verteltechniek? Vanwaar al die vindingrijkheid? Welk soort boeken leest hij graag in en wat staat er nog allemaal op het programma? In dit interview leest u er meer over.

 

Je hebt echt veel verteltalent; in hoeverre baseer je je op andere audioboeken en vertellers?

“De enige op wie ik me heb gebaseerd, is mijn vader, die weliswaar heel vroeg uit mijn leven verdween, toen ik twaalf à dertien jaar oud was. Hij was onderwijzer, vertelde verhalen en las ook wel voor. Af en toe laat ik stiltes vallen. Dat deed mijn vader ook, maar die stiltes zijn vaak verdwenen, omdat ze precies zeventig minuten op de cd moeten persen. Als ik mijzelf opnieuw beluister, lijkt het soms of ik haast heb, maar dat komt, omdat die stiltes verdwenen zijn. Ik kreeg van niemand tips over boeiend vertellen: mijn vertelstrategie heb ik niet bedacht; het is gewoon mijn eigen ding. Wel heb ik als kind veel naar de radio geluisterd: ik was één en al oor voor hoorspelen en mensen met rare en mooie stemmen als die van de acteur die Paul Vlaanderen speelde en Jan Oradi die de ‘special effects’ verzorgde. Oradi kon prachtige geluiden maken; dat vond ik als kind geweldig.” Meng bootst een aantal intro’s en geluiden na: zelfs het verschil tussen bepaalde automotoren kan hij probleemloos imiteren. “Gisteren keek ik naar de Formule1 en probeerde ik nog het verschil tussen een Ferrari en een Mercedes McLaren na te doen en dat bleek verbazingwekkend goed te lukken,” lacht Meng.

 

Wanneer put je inspiratie uit oude radioprogramma’s?

“Als ik een zwerkbalwedstrijd versla, is dat meer gebaseerd op een voetbalverslag uit de jaren ’50.”

 

In welke mate laat je je beïnvloeden door Jim Dale en Stephen Fry, de Amerikaanse en Britse Harry-Potter-vertellers?

“Met Stephen Fry heb ik vijf minuten gesproken, toen hij toevallig in Amsterdam was. Ik bewonder hem als schrijver en auteur; qua emotieniveau zit hij op mijn golflengte. Hij vertelde me hoe hij Hermione vertolkte, maar verder was het gesprek oppervlakkig. Jim Dale heb ik slechts één minuut gehoord. In de krant heeft gestaan dat ik veel van Jim Dale heb geleerd, maar dat was ontzettende onzin. Ik had verteld dat ik Fry had ontmoet; die journaliste maakte er Dale van en noemde Maurits Rubinstein (de uitgever) Martin. Media sturen je dikwijls geen versie van het artikel ter inzage. Voor mijn hele leven ben ik nu iemand die heel erg veel van Jim Dale heeft geleerd, want elke keer haalt een interviewer dat artikel van NRC Next erbij; daar kan je nooit meer iets aan doen. Ik ben een intuïtieve lezer en wil het verhaal ook niet anders maken dan ikzelf ben.”

 

Waarin ligt – denk je – je grootste talent?

“Ik kan een zin scannen. Als je praat over een talent, is dat mijn talent. In de studio zit ik in mijn wereld; dat klinkt misschien wel raar, maar soms sluit ik mijn ogen, terwijl ik vertel, als ik de zin in me opgenomen heb. Je zou kunnen zeggen dat ik lees als een blinde,” lacht Meng.

 

Je boeken klinken alsof je alles zelf meegemaakt hebt. Is dat ook een beetje zo?

“Je haalt de emotie terug van een moment; het is altijd een herkenbare emotie. Die komt vanzelf op in mijn hoofd. Dat is de kwaal van de romanticus,” lacht Meng.

 

Wie is aanwezig bij het inspreekwerk?

“Bij het inspreken is er een technicus en soms een meelezer, maar die begrijpt meestal niet dat je af en toe de zinsbouw verandert, omdat het dan beter loopt of ik gewoon wat toevoeg. Ik heb liever dat er niemand bijzit, want ik heb in mijn hoofd voor wie ik het vertel: ik doe het voor iemand die ik aardig vind, lief heb of voor de technicus.”

 

Wie beslist welke luisterboeken je inleest?

“Ik heb daar heel weinig inspraak in. Het is wel zo dat ik gewoon ‘nee’ kan zeggen. Ik hoor zelden van de uitgeverij of mijn werk goed wordt ontvangen en krijg weinig feedback. De uitgever legt geen normen op en vraagt zelden of nooit wat ik graag wil voorlezen. Wel vertel ik hen welke boeken ik graag zou willen inspreken, bvb ‘Oorlogswinter’ van Jan Terlouw, ‘Paddeltje’ van Johan Hendrik Been en ‘De scheepsjongens’ van Bontekoe; sommige daarvan zijn reeds door anderen gedaan; zo werd ‘Oorlogswinter’ al gelezen door de auteur zelf. Ik zou graag negentiende-eeuwse boeken willen lezen en die gewoon in normaal Nederlands navertellen. Dat hoef ik niet opgeschreven te krijgen; ik heb het talent om dat gewoon zelf te doen, maar daar hebben ze nooit op gereageerd en voor ‘De scheepsjongens’ van Bontekoe vroegen ze een andere voorlezer. Het idee de Harry-Potter-boeken in te spreken is wel van mij gekomen. Toevallig liep ik Jaco Groot van De Harmonie en Maurits Rubinstein tegen het lijf. Jaco vertelde me over Harry Potter en toen ben ik het boek beginnen lezen. Ik vond het een ideaal vertellersboek. Toen kreeg ik van de Engelse uitgeverij het verzoek niet te veel stemmetjes te maken; dat heb ik toch gedaan, maar alleen als het in de tekst werd aangegeven.”

 

Hoe onthoud je al die stemmen?

“Ik heb aan de uitgeverij vaak gevraagd om een bibliotheek (database) aan te leggen van de stemmen, maar dat hebben ze nooit gedaan. Daarom neem ik altijd de cd’s mee, voor het geval ik me een stem niet goed herinner, maar dan moet ik steeds zoeken en raak ik altijd weer een beetje de draad van het verhaal kwijt.”

 

Wat vind je van de vertaling van de Harry-Potter-boeken?

“Wiebe Budding is een briljante vertaler! Al die namen die hij heeft vertaald: Dumbledore wordt Perkamentus, fantastisch! Ze gebruiken zijn vertaling ook in de film en zijn zinnen lopen prachtig.”

 

Welk soort personage spreekt je aan?

“Als een personage een beetje gekleurd is, is het altijd leuk om te vertolken. Professor Anderling is bvb streng, maar toch rechtvaardig. Je moet haar niet te streng en saai doen lijken, want ze is lief en streng tegelijk. Dat is moeilijk.”

 

 

Welke passages vind je het moeilijkst in een boek?

“De moeilijkste stukken zijn de passages waarin niets gebeurt, want die moet je ook levendig brengen.”

 

Luister je soms opnieuw naar jezelf?

“Als ik passages mooi vind zoals bij het sterven en de vechtpartijen, wil ik die passages terughoren. Soms vind ik mezelf dan te afstandelijk en probeer ik het opnieuw.”

 

Als je nu op je werk terugblikt, zijn er dan boeken of fragmenten die je opnieuw zou willen inlezen?

“Oh, dat is zo veel; kind, dat is zo veel. Ella, mijn jongste dochter, leest en luistert tegelijkertijd de Potters. Ze vertelt me voortdurend wat niet goed is. Ik vind haar kritiek leuk.”

 

Welk soort verhalen vertel je haar zelf?

“Vaak vertel ik verhalen gebaseerd op bestaande figuren die ik dan aanpas qua inhoud en met stemmetjes.”

 

In de stijl van Roald Dahl’s sprookjes?

“Ja, een beetje vals en gemeen: ik zou dat niet allemaal zelf willen doen, maar ik kan het me wel goed inbeelden. Op de school van mijn jongste dochter vertel ik twee keer in de week een uur lang verhalen. Zo hield Albert Heijn een actie met smurfen en wij hadden er een aantal dubbele. Die hebben we vorig weekend in Frankrijk vastgebonden aan vuurpijlen de lucht ingeschoten om ze dan met zaklampen te zoeken en te kijken hoe ze verbrand waren, … Echt jongetjeswerk is dat. Vanmorgen vertelde ik op haar school hoe dat ging: dat de kwaliteit van die smurfen heel erg goed is, want dat ze weinig beschadigd waren. Ik verzon er nog bij dat we ook Gargamel terugvonden, maar hem daarna met een grote bom lieten ontploffen.”

 

Welke voorbereidingen tref je om een luisterboek op te nemen?

“Ik lees het boek eerst, maar met de laatste Harry-Potter-boeken had ik daar geen tijd voor, want dan moest het meteen opgenomen worden. . Ik wilde het nog overdoen, maar daar was geen tijd voor. Als het boek nog niet leverbaar is, krijg ik van de uitgever drie dagen van tevoren leesvellen, maar ik ben een boekenman; ik moet een boek vasthouden; op de wc lees ik doorgaans stukken en zoek ik naar stemmen bij personages.”

 

Je noemt Tolkien in het vijfde boek van ‘In de Ban van de Ring’ een ‘gek’. Werd die blooper voor de grap bewaard?

“Ik noemde Tolkien een ‘gek’? Ik dacht dat ik hem een ‘lul’ noemde,” zegt Meng vol ernst (terwijl ik een lach niet kan onderdrukken). “Maar je moet daar niets Beatle-achtigs achter zoeken, zoals vroeger, toen ze bij een bepaald nummer de plaat terugdraaiden en daarin dan zogezegd hoorden dat Paul McCartney dood was. Er zit geen bedoeling achter. Ik ben een grote bewonderaar van Tolkien, maar soms maakt hij van die eindeloze zinnen! En dan roep ik wat. Die ene blooper is gewoon vergeten. Ik maak heel veel bloopers, want ik zit daar met al mijn emoties. Soms laat ik het verhaal even los. Ik maak me regelmatig boos of ik moet ontzettend lachen. Dan maak ik ook veel geluiden om me af te reageren, om mezelf te ontspannen. Ik kan heel goed blaffen: grote honden en kleine honden nadoen. Mijn hond ging dan altijd meeblaffen. De meeste van mijn boeken zijn gesproken met Zoef de hond aan mijn voeten. Die was altijd rustig. Na een tijdje werd die hijgerig; dan moest hij de studio uit en buiten liggen, maar dan hoorde hij mijn stem natuurlijk nog en dat was ook goed.”

 

 

Wat vond Schuchart van je inspreekwerk?

“Die stuurde mij via de uitgeverij een mail dat hij een groot respect had voor de manier waarop ik zijn onmogelijk uit te spreken zinnen had uitgesproken. Toen hadden we een afspraak gemaakt om daar in Den Haag over te praten en samen een borreltje te drinken, maar in die week is hij overleden.”

 

Wat treurig. ‘In de Ban van de Ring’ telt veel gedichten. Wat is het verschil qua voorbereiding tussen proza en poëzie?

“Poëzie is veel moeilijker. Je hebt twee mogelijkheden: of jij leest wat jij denkt, of je leest wat de schrijver bedoelt. Paul van Ostaijen schrijft bvb heel kritisch over de samenleving en de mensheid met een serieuze ondertoon, maar ik haal vaak de humor daaruit. Ik moet dan kiezen of ik dat vanuit mijn eigen standpunt lees of lees wat de schrijver bedoeld heeft. Gedichten moet ik vaak meermaals lezen, interpreteren of inspreken, omdat ik me er zelf soms op betrap niet te weten wat ik zeg.”

 

Draag je dikwijls voor?

“In de Provinciale Bibliotheek was een soort fluisterpaal waar je mijn stem gedichten hoorde voordragen. Eén van de dichters was de Braziliaanse dichter Carlos Drummond de Andrade. Die schreef een boek over de liefde toen hij al in de tachtig was: zulke mooie gedichten, maar behoorlijk expliciet. Daar moet je een soort tussenweg in vinden.”

 

Hierop las Meng me een aantal gedichten, weerom vol klankrijkdom, waaronder ook één van Hugo Claus. Ik verwonderde me over de prima imitatie.

 

Heb je Claus ooit ontmoet?

“Ja, ik heb hem een paar keer ontmoet, al heel vroeg in de jaren ’70. Zo’n geweldige man! Hij verwonderde zich over mijn geheugen. “Dat geheugen!” zei hij bewonderend, toen ik hem de laatste maal sprak op de Uitmarkt in Amsterdam een aantal jaar geleden. Het ging over zijn film ‘de Vijanden’ en ik kende – uit mijn hoofd – de namen van een aantal acteurs die daarin speelden. Misschien had Claus toen al last van zijn ziekte, Alzheimer, en zei hij daarom iets over mijn geheugen.”

 

Je hebt een verkorte versie van Douwe Draaisma’s boek over het geheugen ingelezen. Waarom werd de vervolgversie door een andere verteller voorgelezen?

“Ik hoor daar nooit iets over. Zo zag ik verleden jaar in de folder van Rubinstein staan dat Theo Thijssen’s boek, ‘Kees de jongen’, uitkwam. Zelf zit ik in het ‘Kees de Jongen-genootschap’, elke twee jaar werk ik mee aan de ‘Theo Thijssen-dagen’. Dan denken ze niet aan mij om dat boek in te lezen. Nu is het gedaan door Hans Dagelet, die Kees de jongen ook op het toneel speelt. Achteraf ben ik er misschien een beetje blij om, want hij kan dat vreselijk goed! Voor Douwe Draaisma’s tweede boek en voor de andere delen van ‘De Kleine Kapitein’ hebben ze mij niet gevraagd.”

 

Wat vond je van de recensie van Ger Groot uit NRC over Draaisma’s eerste luisterboek?

“De recensie was eigenlijk niet zo negatief: als iemand zegt dat je stem te mooi is voor zo’n informatief boek… Ik heb in dat boek een heleboel zinnen anders laten lopen dan ze opgeschreven zijn, maar hij is een wetenschapper en geen schrijver. Hij mailde me dat hij erover dacht zijn schrijfstijl aan te passen naar analogie met het audioboek.”

 

 

Ik vind dat je werk in de media en in het onderwijs te weinig aan bod komt. Wat is jouw mening daarover?

“Van mijzelf zou ik nooit zeggen dat mijn werk ondergewaardeerd wordt. Ik vind wel dat ze meer aandacht moeten besteden aan luisterboeken in het onderwijs. Als ik op de school van mijn dochter voorlees, zie ik de kinderen aan mijn lippen hangen. Vroeger presenteerde ik het radioprogramma ‘De blauwbilgorgel’. Dan ging ik met scholieren uit het middelbaar boeken uitzoeken die ze de week daarop bij mij kwamen bespreken. Als je kinderen op een bepaalde manier benadert met voorlezen en verhalen te vertellen, zijn ze zelf meer geneigd te lezen; het luisterboek kan je aanzetten tot het lezen van het boek.”

 

Wat vind je van de kritiek dat het luisterboek concurrentie en niet complementair zou zijn aan geschreven literatuur?

“Uitermate dom. Een goed luisterboek – met liefde gelezen – kan net zo prikkelen als de strip. Vroeger werd ook altijd gezegd dat de strip kinderen lui maakte en dat ze niet meer wilden lezen. Stripverhalen waren verboden en dat soort dingen, maar nu wordt dit genre zelfs in het onderwijs gebruikt om verhalen te vertellen over de geschiedenis. Ik heb als kind heel vaak de ‘Illustrated classics’ gelezen. Die waren in het Nederlands vertaald. Daarbij hoorden Shakespeare’s ‘Hamlet’, ‘Macbeth’, ‘Richard III’, …. Dat was heel lelijk getekend, maar gaf smaak naar meer. Ook het luisterboek geeft smaak naar meer.”

 

Het luisterboek wordt nogal vaak met een leeshandicap of visuele functiebeperking geassocieerd. Hoe sta jij daar persoonlijk tegenover?

“Als ze bij mij komen en dat is hun eerste vraag, dan zeg ik: daar doe ik het niet voor; het is onzin! Ik doe het voor iedereen! Het maakt mij geen donder uit voor wie. Ik denk daar absoluut nooit aan.”

 

Wat vind je mooi als kinderen luisteren?

“Ik hield in Frankrijk een feestje. De kinderen lagen in een kamer te luisteren: ik hoorde mijn stem en ze sliepen allemaal met hun hoofd naar de speaker toe. Dan voel ik mij zo trots dat ze in slaap gevallen zijn. Het is toch een prachtig iets dat je kinderen in slaap kunt praten!”

 

Je stelt in een artikel dat de vaste boekenprijs de boekhandel lui maakt. Vanwaar dit standpunt?

“Als je een snel verkopend boek hebt, krijg je daar een behoorlijke marge op. Met vrij gekomen budgetten kan je investeren in poëzie, maar dat doen ze niet. Dankzij de vaste boekenprijs ligt er geen betere literatuur in de winkel. Verder was mijn kritiek gericht tegen boekhandelaars die met vrijwilligers werken. Er zijn enorm veel gespecialiseerde boekhandels: vrouwenboekhandels, jeugdboekhandels, homoboekhandels, … Het boekhandelaarschap is een eerbaar vak, waarbij voldoende personeel en service aangewezen is.”

 

Hoe ben je bij boekhandel Athenaeum terecht gekomen?

“Daar ben ik gewoon binnen gestapt en toen bleek ineens dat ik dat heel erg leuk vond. Eigenlijk ben ik overal aan begonnen: ik heb niks afgemaakt en – toen ik boekhandelaar werd – dacht ik: dit wil ik zijn; er gebeurde toen van alles op politiek, literair en artistiek vlak en wij waren een spin in het web. Daar heb ik ook kennis gemaakt met werken over de literaire canon als die van Bloom, Steiner en T.S. Eliot. Zo’n boek als dat van Curtius lag jaren naast mijn bed; daar las ik altijd stukken uit. Ik bewonder wat in de jaren ’30 binnen de literatuur is gebeurd. George Steiner heb ik zelfs ontmoet in de redactie bij Adriaan van Dis: zo’n ongelooflijk intelligente man! Met enorm veel liefde heb ik de boekhandel gerund, maar – toen mijn vrouw iemand anders leerde kennen op het werk – vond ik het te pijnlijk daar te blijven. Door mijn bekendheid in Nederland als boekhandelaar kwam ik bij de radio terecht. Ondanks mijn media-ervaring ben ik in hoofdzaak nog steeds ‘verteller’ en ‘boekhandelaar’.”

 

Welke factoren kunnen volgens jou het succes van het luisterboek bevorderen?

“De grote verbetering zou zijn dat de boeken op mp3 verschijnen, dat je een Harry-Potter-boek op één schijfje kan zetten. Dat zou het veel goedkoper kunnen maken. Dan zouden de voorlezers en de technici meer betaald kunnen worden, maar de meeste mensen hebben nu nog niet de nodige hardware.”

 

Zet je zo de deur niet open voor polycopiage?

“Na een tijdje moet dat volgens mij controleerbaar zijn. Het hele internet moet trouwens nog beter beveiligd worden. Vanwege de huidige risico’s voor polycopiage bij het downloaden denk ik dat mp3-cd’s momenteel de beste oplossing vormen.”

 

Wat doe jij om je werk te promoten?

“Ik lees ongeveer één keer per jaar voor het grote publiek live voor, bvb in een bevriende boekhandel in Amsterdam en een tijdje geleden in het Groninger Museum tijdens de voorleesmiddagen. Alles wat je dan doet, moet je vertienvoudigen in effecten en dat soort dingen meer: je kunt niet lezen als anders; je moet harder praten om mensen te bereiken.”

 

Wat denk je over de Week van het Luisterboek?

“De Week van het Luisterboek vind ik gemaakt, omdat het luisterboek in de rest van het jaar eveneens meer aandacht verdient. De NRC publiceert eigenlijk als enige af en toe een bespreking.”

 

Persoonlijk vind ik jouw werk in het algemeen beter dan het laatste beste luisterboek: Het Achterhuis. Meen je kans te maken op de titel ‘beste luisterboek van 2008’?

“Erkenning is fijn, maar misschien kan dat niet voor het grote publiek. Zolang er mensen zijn als jij die zo goed kunnen luisteren, ben ik tevreden.”

 

Maar je werk is toch populair bij het grote publiek?

“Op het net zie ik wel eens weblogs waarop mensen zeggen dat ze mijn werk leuk vinden. Ik moet ook lachen wanneer pubers schrijven dat ze in slaap vallen. Een negatieve recensie van iemand die daarvoor geleerd heeft, is moeilijker te accepteren, maar mensen die gewoon luisteren en dan een negatieve mening geven, vind ik echt helemaal niet erg.”

 

Wat vind je een leuk citaat uit de krant over je werk?

“‘De Morgen’ heeft de leukste zin over mij geschreven: ‘Nou, petje af voor die Nederlandse acteur die dit voor mekaar heeft gekregen.’ En ik ben geeneens een acteur!”

 

Ik vind je echt een meesterverteller en zou je zelfs de ‘vader van het Nederlandstalige luisterboek’ durven noemen, maar welke andere vertellers kan je ons aanprijzen en waarom?

“Ik heb een luisterboek van Karel Van het Reve en ook van Hugo Claus die zijn gedichten voorleest; en Remco Campert en natuurlijk Kees van Kooten! Dat vind ik prachtig.”

 

Wat ben je momenteel aan het lezen?

“Op dit moment ben ik bezig de klassieken, Cicero, Tacitus, Ptolemaeus, Herodotos, … te lezen. Johan Polak, de oprichter van Athenaeum, was classicus. Zo ontdekte ik de klassieken, maar ik vind ze zo geweldig. Livius, Herodotos, het ligt allemaal naast mijn bed. Vroeger werden ze iets te statig vertaald, maar met hedendaagse vertalers klinkt het veel vlotter.”

 

Wat is je favoriete werk uit de Oudheid?

“Tacitus’ verhaal over de opstand der Bataven – dat zijn wij dus, de Nederlanders – vind ik uitstekend. Het ironiserende in Tacitus spreekt me aan en leent zich ook goed om te vertellen.”

 

Wat zijn je verdere plannen?

“Ik wil altijd al de klassieken onder de aandacht brengen. Zij vormen de basis voor de literatuur en de geschiedenis. In samenwerking met de universiteit van Amsterdam wil ik een reeks uitgeven: ‘Meesters uit de Wereldliteratuur’. Bij de verschillende faculteiten (Frans, Duits, Engels, Amerikaans) wil ik een aantal klassiekers laten inkorten door allemaal jonge, briljante studenten, alleen maar als voorsmaakje, zoals het bij mij met strips begon: mensen aanmoedigen om te lezen en enkel de essentie brengen; en ik heb een proef-cd gemaakt samen met een prima technicus (en ex boekhandelaar), Kees Schafrath, met daarop o.a. Cicero en Tacitus. Die is niet in de handel verkrijgbaar. Daar komt misschien een inleiding bij van de classicus Fik Meijer en ik hoop dat de NRC daarin geïnteresseerd is.”